Reeds enkele auteurs (Schrieken & Swennen, 1969; Vaas, 1970) hebben het voorkomen van Atherina mochon in Nederland geconstateerd. Zij vermeldden de soort uit het Veerse Meer, waar deze al in 1964 werd gevangen. Geen van deze auteurs gaat echter in op de vraag, hoe deze soort waarvan de verspreiding in hoofdzaak Mediterraan is, in het Veerse Meer gekomen is. Tijdens bezoeken aan de binnenhaven van Vlissingen, waar de electriciteitscentrale (PZEM) zijn brakke koelwater loost, bleken grote scholen van Atherina mochon aanwezig te zijn naast scholen van de gewone koornaarvis, Atherina presbyter Valenciennes, 1835. Het volgende materiaal dat in de binnenhaven verzameld werd, kon onderzocht worden: A. presbyter, 1 ex., standaardlengte 54 mm (13 december 1970); 1 ex., standaardlengte 46 mm (14 november 1971). A. mochon, 1 ex., standaardlengte 33 mm (19 juli 1971); 1 ex., standaardlengte 44 mm (14 november 1971). Het lijkt vrijwel zeker dat deze soort vanuit de binnenhaven van Vlissingen via het Kanaal door Walcheren in het Veerse Meer is terechtgekomen. Hoe Atherina mochon in de binnenhaven van Vlissingen gekomen is, is een andere vraag. Het meest waarschijnlijk lijkt de kolonisatie door eieren, welke aan de romp van een schip waren vastgehecht en zo de binnenhaven zijn binnengevoerd. De eieren van Atherina zijn namelijk voorzien van lange filamenten, waarmee ze meestal op wieren e.d. worden afgezet. Het is echter niet uitgesloten, dat volwassen exemplaren een enkele maal uit zuidelijker gelegen gebieden onze kust bereikt hebben, en hier gunstige omstandigheden hebben gevonden dank zij de thermische verontreiniging door de electrici-