In 1936 ontving het Rijksmuseum van Natuurlijke Historie door bemiddeling van Dr. L. D. Brongersma een drietal wervels van een dolfijnachtige, afkomstig uit een jeugdcollectie van J. IJzerdraat. Helaas waren de gegevens, die wij, dank zij Dr. Brongersma, over de herkomst van deze wervels konden achterhalen, vaag. De wervels waren ± 1919 gevonden aan het strand tusschen Zandvoort en IJmuiden. Het is jammer, dat er niet meer gegevens zijn, daar door vergelijking bleek, dat we te doen hebben met den tweeden halswervel (draaier), eersten borstwervel en een (waarschijnlijk tweeden) lendenwervel van een Witten Dolfijn, een soort, die tot nu toe niet in ons land was geconstateerd. Het exemplaar was waarschijnlijk nog niet geheel volwassen, daar de epiphysen van borst- en lendenwervel nog niet met het wervellichaam vergroeid waren en verloren gingen. Van de op het noordelijk halfrond voorkomende dolfijnen hebben alleen de Narwal en de Witte Dolfijn geen vergroeide atlas en draaier. De processus spinosus van den draaier is beschadigd, verder is deze wervel (fig. 1) volkomen identiek met die van een skelet van Delphinapterus leucas dat in het Rijksmuseum van Natuurlijke Historie aanwezig is. De maten zijn: grootste breedte 151 mm, de hoogte is door den gebroken processus spinosus niet te meten. Het ruggemergskanaal heeft een breedte van 51 mm en een hoogte van 40 mm. Ook van den borstwervel (fig. 2) is de processus spinosus afgebroken, deze is verder gelijk aan den borstwervel van het Delphinapterus-skelet in het Museum. Grootste breedte is 140 mm, breedte ruggemergskanaal 65, hoogte 45 mm. De lendenwervel is het meest beschadigd, dorsaal zijn nog slechts enkele fragmenten over van den processus spinosus, terwijl ook de dwarsuitsteeksels gehavend zijn.