Bij het doorzien der rijke verzameling Megachiroptera van het Rijks Museum van Natuurlijke Historie te Leiden — waartoe ik door den Heer Directeur dezer inrichting welwillend in de gelegenheid werd gesteld — trokken enkele bijzonderheden mijn aandacht. Ofschoon het hier slechts losse waarnemingen geldt, kan het zijn nut hebben deze te publiceeren; ik geef ze echter slechts als aanvulling op enkele punten van het groote werk van Knud Andersen: Catalogue of the Chiroptera in the Collection of the British Museum, Sec. ed. Vol. I. a. Eidolon helvum Kerr en Eidolon dupreanum Schl. et Poll. De Afrikaansche (helvum) en de Madagascareensche soort (dupreanum) van het geslacht Eidolon onderscheiden zich voornamelijk van elkander, doordat bij de laatste het craniale rostrum naar verhouding een weinig langer en slanker is: de afstand van den voorrand der orbita tot het einde der nasalia is bij E. dupreanum gelijk aan of iets grooter dan de lengte van de rij tanden der bovenkaak, gerekend van hoektand tot laatste kies (m2); terwijl bij E. helvum deze afstand iets korter is dan de rij tanden. Bovendien is E. dupreanum een weinig grooter. Ik kan hier nog aan toevoegen, afgaande op het ter beschikking zijnde materiaal, dat er een duidelijk verschil bestaat tusschen den vorm der onderkaak van beide soorten, nl. van het deel van den achterrand, gelegen beneden den condylus. Zooals uit de beschouwing der bijgevoegde lijnteekeningen blijkt, gaat bij E. dupreanum (A) deze rand bijna recht naar beneden, om vervolgens afgerond over te gaan in den benedenrand. Bij E. helvum (B) daarentegen is het overeenkomstige randgedeelte sterk ingebogen; de gevormde inham is bijna even groot als de tusschen