In Juli 1931 verscheen het overzicht van de gestrande Nederlandsche Cetacea van 808 tot en met 1930 (Van Deinse, 1931). De toen bekende 211 gevallen van aanspoeling op onze kust werden soort voor soort en een voor een behandeld. Sedert zijn nu weer ettelijke jaren verloopen, waarin jaar na jaar aanteekening werd gehouden van de exemplaren die op onze kust te land kwamen en die zeer nabij die kust of in binnenwateren werden gevangen. Tot en met 31 Dec. 1944, zijn er nu totaal reeds 379 gevallen van stranding bekend geworden en zijn er dus 168 bijgekomen na 1930, alzoo in 14 jaar. Gemiddeld zijn er per jaar 12 dieren gemeld. In de afgeloopen jaren zijn natuurlijk ook aanvullingen en verbeteringen bekend geworden van oudere gevallen en die hoop ik hieronder in te voegen. In oude, soms zeer oude, literatuur zijn nog strandingen gevonden, die ik in 1931 niet kende en die mij door tal van belangstellende medewerkers werden opgegeven, terwijl ik er zelf ook enkele bij vond. Zoo is onze kennis van de Nederlandsche Cetacea sedert 1931 zeer vermeerderd, is er belangstelling voor deze orde gewekt en zijn wij inderdaad sterk vooruitgegaan, niet het minst wat betreft geborgen materiaal, oude prenten, foto's enz. Waren er, in 1931, 17 soorten bekend van onze kust, nu is dat aantal tot 20 gestegen. De 3 soorten die er bij gevoegd konden worden zijn : 1. Pseudorca crassidens (Owen), in 1935, in 2 exemplaren. 2. Eschrichtius gibbosus (Erxleben), in 1935 en 1936, resp. in 1 en 2 exemplaren. 3. Delphinapterus leucas (Pallas), in 1936, in 1 exemplaar.