Iedereen, die de ontwikkeling der rattenstudie in Ned.-Indië van nabij gevolgd heeft, moet het zonder twijfel opgevallen zijn, dat vooral in den loop der laatste 15 jaren de verwarring in de nomenclatuur dezer knaagdieren onrustbarend is gestegen en wel hoofdzakelijk als gevolg der omstandigheid, dat voortdurend nieuwe subspecies op allerminst vaststaande gronden worden beschreven. Met betrekking tot de volgende ratten zal ik dit nader verduidelijken, waarbij het, uit den aard der zaak, niet mogelijk zal blijken, critiek te vermijden. 1°. Volgens SODY(1) komen tusschen R. concolor ephippium Jentink en R. concolor equile Robinson en Kloss trapsgewijze overgangen voor. Als dit juist is, zou het niet anders dan een weldaad beteekenen den naam equile zoo spoedig mogelijk aan de vergetelheid prijs te geven, aangezien onder deze omstandigheden de equile hoogstens als een fluctueerende locale varieteit van de ephippium moet worden beschouwd. 2°. R. concolor BLYTH, eertijds als: „de concolor" in Ned.-Indië van groote beteekenis, is sedert op een geheel onverklaarbare wijze in alle stilte van het tooneel verdwenen, totdat zij, nauwelijks een jaar geleden, onder den naam van R. concolor otteni opnieuw haar intrede onder de indonesische rattewereld heeft gedaan. Deze naamsverandering wordt door KOPSTEIN (2) bepleit op grond van volgens hem bestaande verschillen tusschen R. concol. BLYTH (uit Rangoon) en R. concol. otteni (de z. g. haven-concolor op Java). Wat nu de vele biologische verschillen betreft, welke volgens KOPSTEIN in casu zouden bestaan, zoo worden deze echter heelemaal niet genoemd, wat des te meer noodzakelijk zou zijn geweest om de volgende reden: