Te midden van een tiental exemplaren van Nereis succinea Leuck., door dr. Redeke gedregd in de Zuiderzee, boven Enkhuizen, 15 Juni 1921, trof ik een geslachtsrijp ♂ aan, in heteronereis-toestand. Het exemplaar heeft een lengte van circa 30 mm., maar is niet geheel compleet. De oogen zijn vergroot en de bewapening van de slurp is normaal; alleen ontbreken de paragnathen van groep V. Slechts de voetjes van het middengedeelte van het lichaam vertoonen een epitoke wijziging. Deze begint met het 15e parapodium en strekt zich uit tot het 52e segment; de achterste parapodia stemmen geheel overeen met die van den atoken vorm (loc. cit. p. 146, fig. 3). Zooals gewoonlijk is de dorsale cirrus van de voorste 7 segmenten aan de basis aangezwollen. Bij het epitoke voetje heeft zich aan de basis van de dorsale cirrus een ovaalrond blad ontwikkeld, terwijl de cirrus zelve met 8 à 9 papillen is voorzien, die distaal in grootte toenemen. Het middelste tongetje heeft zich tot een ploegschaarvormige plaat vergroot, terwijl het neuropodium met een afgerond ruitvormige lamella is voorzien. Aan de basis van de ventrale cirrus is aan de onderzijde een waaiervormig blad zichtbaar, terwijl dorsaal zich een tongvormig aanhangsel vertoont. De ventrale cirrus is in zijn distale gedeelte voorzien met circa 10 stompe papillen. Voor zoover mij bekend, is dit de eerste maal, dat bij een ♂ epitoke Nereis-species