Volgens gangbare inzichten zijn vrijwel alle oceanische eilanden uit zee opgerezen, wat impliceert dat ze oorspronkelijk kaal en zonder enig leven waren. Biologen zijn daarom bijzonder geïnteresseerd in het karakter en de herkomst van de huidige flora en fauna van die eilanden en in de kolonisatieprocessen. In het algemeen kan men stellen dat de kans op kolonisatie kleiner is naarmate een eiland verder van het vasteland (of van een ander eiland) verwijderd ligt. In feite is de zaak natuurlijk wel iets gecompliceerder, en spelen allerlei factoren een rol. Voor landorganismen zijn dit onder meer de klimatologische en meteorologische omstandigheden in het te overbruggen gebied, en de vestigingsmogelijkheden in de nieuwe omgeving. Kolonisatie door mariene organismen wordt, afgezien van de factor afstand, vooral beïnvloed door de richting, snelheid en temperatuur van zeestromen. Een zeer belangrijke rol spelen natuurlijk ook de (sterk verschillende) specifieke verspreidingsmogelijkheden van de diverse planten en diergroepen. Voorts geldt: Hoe geringer de kans om een eiland te koloniseren, hoe groter de kans dat een organisme dat daar toch in slaagt in de loop van de tijd afwijkende eigenschappen en kenmerken zal ontwikkelen. Dit, omdat er weinig of geen vermenging meer kan optreden tussen deze pioniers en de oorspronkelijke populatie. Veel eilanden kenmerken zich dan ook door het voorkomen van een zeker (soms zeer hoog) percentage karakteristieke levensvormen (soorten, geslachten, families, enzovoort) die nergens anders worden aangetroffen; zogenaamde endemische vormen.

, , , ,
Dieren
Staff publications

den Hartog, J. C. (1985). Herinneringen aan een reis naar Sint-Helena. Dieren, 4(4), 100–105.