Behalve de talrijke bewoners der hokken, kooien, perken, vijvers, aquaria en musea, wier naam en wier geschiedenis in den lijvigen inventaris der diergaarde zijn opgenomen (in zekeren zin het Register van den Burgerlijken Stand dezer dieren-tuinstad), — behalve al deze in leven en dood vereenigde officieele ingezetenen, worden de tuinen des Genootschaps bevolkt door zeker niet minder talrijke ongenoode gasten, die van de gunstige gelegenheid gebruik maken om zich onder of boven den grond te vestigen. Tot de bekendste dezer klaploopers behooren de ratten en muizen, de verschillende vogelsoorten met de luidruchtige, onbeschaamde musschen aan het hoofd, en het heirleger van alom aanwezige insecten. Maar bovendien zijn uit haast alle andere groepen van het dierenrijk vertegenwoordigers te vinden, al worden zij door de meeste wandelaars onopgemerkt voorbijgegaan. Ik denk hier aan de nuttige aardwormen, aan de pissebedden, de slakken, de duizendpooten, de spinnen en zoovele andere. En nemen wij eindelijk in dit overzicht ook zulke vormen op, die slechts met het mikroskoop duidelijk kunnen worden opgemerkt, dan wordt het aantal bewoners van „Artis” nog oneindig veel grooter. Onder laatstgenoemde, met het bloote oog haast onzichtbare wezens, behooren de Tardigrada, die het onderwerp dezer bijdrage vormen. Ofschoon reeds lang bekend, weten wij toch pas sinds kort, dat sommige eene nagenoeg kosmopolitische verspreiding hebben en dat zij soms in talrijke exemplaren kunnen gevonden worden. Met zekerheid werden tot nog toe in de tuinen van het Genootschap slechts twee soorten aangetroffen: Macrobiotus Hufelandii S. Sch. en Macrobiotus intermedius Plate.