Wanneer men bij een systematisch onderzoek van herten tracht om de soortsen raskenmerken vast te stellen, stuit men op moeilijkheden van velerlei aard. Om te beginnen zijn herten sexueel dimorph en vertonen zij bovendien een duidelijke periodiciteit, die samenhangt met de sexuele cyclus. De laatste uit zich onder meer in het periodiek afwerpen en regenereren van het gewei, klieractiviteit e.d. Daarnaast komt, merkwaardig genoeg ook bij tropische soorten, een seizoensvariatie voor, die zich vooral uit in kleur en toestand van het haarkleed. De sexueel-cyclische variatie en de seizoensvariatie gaan bij de soorten in gematigde streken hand in hand, omdat daar de sexuele cyclus aan het seizoen gebonden is. Bij tropische soorten is dit in veel mindere mate het geval. Daar volgt ieder individu zijn eigen cyclus en het verloop hiervan kan, zelfs bij individuen van één populatie, aanmerkelijke schommelingen vertonen. Voor de systematicus doen zich nog andere storende factoren voor. Er vertonen zich n.l. verschillen tussen voor het wild gunstige en ongunstige jaren, die zich in geweiontwikkeling en beharing kunnen uiten. DÖDERLEIN gaf hiervan een bekende beschrijving (Abh. Bay. Ak. Wiss. 31, 3, 1927). Tenslotte heeft men nog te maken met ouderdomskenmerken, die de meeste moeite veroorzaken en de grootste foutenbron zijn omdat ze het minst voor de hand liggen.