Aan het vererend verzoek hier iets van mij te laten horen geef ik met schroom en aarzeling gehoor. Door de oorlog zijn mijn entomologische verzamelingen, mijn boeken en aantekeningen verloren gegaan. Op mijn tachtigjarige leeftijd ben ik hierdoor niet in staat iets passends in dit kader te leveren. Daarom veroorloof ik mij uit mijn herinnering uit de reeks van jaren, waarin ik voor het Insectarium in „Artis” ben werkzaam geweest, enkele opmerkingen van bezoekers als hors d’oeuvre aan te bieden. Het Insectarium is in het voorjaar 1898 begonnen in een der kleine vertrekjes van het Fauna-museum. Op een warme zomermiddag pufte een welgedaan en welaangedaan heertje binnen. Het keurige matelootje zwaaide in zijn hand en zijn gouden horloge-ketting bungelde op het witte vest voor het uitpuilende buikje. Hij liet zijn trage blik moeizaam ronddwalen en bij ’t verlaten van het zaaltje richtte hij zich tot de oppasser met de vraag: „Al die wurmen hier heb je zeker als voer voor de vogels?”