Wie zich ten doel stelt, de huidteekening eener groep van met elkaar verwante dieren te bestudeeren, mag daarbij uitgaan van het beginsel, dat evengoed als in andere kenmerken, ook in de verdeeling der kleuren de invloed der verwantschap zal te bespeuren zijn, m. a. w. dat uit de vergelijking der teekening bij verschillende leden der groep tenslotte een grondpatroon afgeleid zal kunnen worden, dat de basis vormt waaruit alle voorkomende schakeeringen zich ontwikkeld blijken te hebben Dat beginsel heeft dan ook blijkbaar EIMER voor den geest gezweefd, toen hij de voorstelling ontwikkelde dat de oorspronkelijke teekening der Zoogdieren had bestaan uit afwisselende donkere en lichte overlangsche strepen, die in vlekken uiteen gevallen zouden zijn, en door hernieuwde samenvloeiing dier vlekken, maar thans in dorso-ventrale richting, dwarsstrepen zouden teweeggebracht hebben.