Deze nieuwe soort, van welke wij in de gelegenheid waren onlangs eene uit Java aangebragte huid te onderzoeken, werd reeds vele jaren geleden door de leden der natuurkundige commissie in Nederlandsch Indië ontdekt, verscheidene voorwerpen daarvan op Java, Sumatra en Borneo verzameld en aan ’s rijks museum van Natuurlijke Historie gezonden. Dit dier draagt in de galerijen dezer prachtige Instelling den naam van Mustela Henricii, TEMMINCK. De Heer S. MÜLLER voert dezen Marter in de Natuurkundige verhandelingen over de Nederlandsche overzeesche bezitlingen (Zoologie, inleiding, bladz. 30) aan onder den naam van Mustela Hardwickii, en schijnt hem derhalve niet van deze soort van het vasteland van Indië te onderscheiden. Intusschen zijn de afwijkingen, welke onze soort aanbieden, standvastig en in het oog loopend, en wij meenen haar daarom, met den Heer TEMMINCK, als eene bijzondere soort of ras te moeten aanvoeren, ondanks de groote overeenkomst, welke zij in alle overige opzigten met Nustela flavigula of Hardwickii vertoont. Beide soorten, M. flavigula namelijk en M. Henricii, hebben een tandenstelsel, dat volmaakt met dat der Marters overeenkomt. De schedel heeft in het algemeen denzelfden vorm als die van onze Marters, maar is meer langwerpig, en de jukbogen zijn minder gebogen. Bij beide soorten merkt men, bij verschillende voorwerpen, meer of min in het oog loopende afwijkingen op, ten opzigte van de kleur des romps, die dan eens lichter dan eens donkerder is, maar op de achterdeelen steeds in het zwart-bruine of zwarte overgaat. Beide hebben nagenoeg dezelfde grootte, terwijl de verschillende deelen van het ligchaam dezelfde verhoudingen vertoonen.