De jonge Oldenburger geoloog Johann Karl Ludwig Martin, die bijzonder belang stelde in de zwerfsteenen, die gedurende het plistoceen met de gletschers uit Fenno-Skandia naar Noord-Duitschland en Nederland waren getransporteerd, werd door de verzameling van Staring van de geologie van Nederland naar Leiden gelokt, waar zij onder de directie van den zoöloog H. Schlegel in het Museum van Natuurlijke Historie op de Papengracht was ondergebracht. Nu wilde het toeval, dat in 1876 de nieuwe wet op het hooger onderwijs in werking was getreden, hetgeen de instelling van een professoraat in de geologie aan elk der drie Rijksuniversiteiten met zich bracht.