De koralenfauna van het Tertiair van Nederland was tot nu toe zeer onvolledig bekend. Krejci (1925) noemde het voorkomen van Flabellum cristatum, Fl. Pompeckji en Fl. Waelii, var. Dingdenensis van de Giffel bij Winterswijk en van Fl. Waelii van Maasbree. Vervolgens noemde Burck (1937) uit het Bartonien van Buurse en Boekelo een drietal koralen. Dit is alles wat ik aan gegevens over Nederlandsche koralen uit het Tertiair in de nieuwere literatuur heb kunnen vinden. Naast de, vaak zeer rijke, molluskenfauna van het Tertiair spelen de koralen dan ook een ondergeschikte rol en de meeste vormen zijn als gidsfossiel bovendien slecht te gebruiken, daar ze zich haast onveranderd in de verschillende formaties voortzetten. Vooral door het optreden van vele Flabellumsoorten heeft de rijke midden-miocene koralenfauna wel een zeer eigen beeld.