In het voorjaar van 1937 werd mij vanwege het Rijksmuseum van Geologie en Mineralogie te Leiden voorgesteld in aansluiting aan mijn, toen reeds beëindigd, geologisch onderzoek ten Oosten van de Serio, ook het gebied terzelfder hoogte ten Westen van de Serio, te gaan bewerken. Ten einde de hieraan verbonden onkosten voor reis en verblijf en een gedeelte der publieatiekosten te kunnen bestreden, deed ik een beroep op de Stichting „Molengraaff-fonds” te Delft. Dit beroep is niet tevergeefsch geweest.