De stichting van ’s Rijks Herbarium kwam tot stand bij Koninklijk Besluit van 31 Maart 1829 (zie Bijlage 1). De basis voor ’s Rijks collecties werd gevormd door de verzamelingen van BLUME, KUHL en VAN HASSELT, en ZIPPELIUS, welke door BLUME uit Nederlandsch-Indië waren meegebracht, terwijl BLUME zelf tot Directeur van het Instituut werd benoemd. De rijke, grondleggende collecties voor de studie van de flora van Nederlandsch-Indië — het Rijks Herbarium — zou in een gebouw te Brussel worden ondergebracht en bij schrijven der Regeering der Stad Brussel No. 670 van 23 Febr. 1830 werd aan BLUME meegedeeld, dat zoodra mogelijk in het Koninklijk Athenaeum de noodige vertrekken tot provisioneele opberging van het Rijks Herbarium ter beschikking zouden worden gesteld. Bij zijn benoeming tot directeur werd aan BLUME een bijzondere onderscheiding verleend, n.l. de titel van Hoogleeraar en toekenning van een ridderorde. Hoewel BLUME’S vertrek uit Indië misschien niet geheel vrijwillig is geweest (zie SIRKS 1915, Indisch Natuuronderzoek p. 141), had hij als eerste directeur van den tuin te Buitenzorg zich zeer verdienstelijk gemaakt en zich doen kennen als een uitstekend botanicus en energiek man. „BLUME’S ijver en werkkracht ten bate van den Plantentuin te Buitenzorg ontwikkeld, tijdens de 4 jaren waarin hij het directeurschap bekleedde, waren buitengewoon.” (TREUB 1892, Korte geschiedenis van ’s Lands Plantentuin p. 8). De catalogus van den Hortus Bogoriensis en de Bijdragen tot de Flora van Nederlandsch Indië leggen getuigenis af van zijn werkijver en arbeidsvermogen.