De Duitse Standaardlijst verschilt in bijna alle opzichten van de Nederlandse standaardlijsten, alhoewel beide de geaccepteerde en in het wild voorkomende taxa op genus-, soort- en ondersoortniveau aangeven. De informatie over zeldzaamheid en ecologie ontbreekt in de Duitse lijst. Evenmin hebben de taxa een (Standaardlijst-)nummer. Maar het 765 pagina’s dikke en lijvige boek bevat dan ook een schat aan andere informatie, met name op het terrein van de nomenclatuur en synoniemie, terwijl bovendien een lijst van chromosoomgetallen is opgenomen die betrekking hebben op Duits materiaal. Bij alle opgenomen namen wordt het volledige literatuurcitaat weeergegeven, en vaak ook het type-exemplaar. De synoniemenlijst is zeer uitvoerig, en omvat taxa tot op het variëteitsniveau. Dat leidt tot verrassende resultaten: een soort als Suaeda maritima blijkt dan niet minder dan 21 synoniemen te hebben (waaronder o.a. de naam Suaeda bacciformis Dumort., die beschreven is aan de hand van materiaal uit Zuid- Beveland). Het lijkt mij aannemelijk dat het register tevens de vrijwel complete synoniemie van de Nederlandse flora omvat. Maar de grootste toegevoegde waarde van het boek zit hem in de taltijke “opmerkingen” die in een aparte, roodbruine letter zijn toegevoegd door de auteurs of door de talrijke geraadpleegde specialisten. Deze opmerkingen getuigen van diepgaande literatuur- en matetiaalstudie, geven schetsen van de verschillende opvattingen die over bepaalde taxa bestaan, plus een persoonlijke (en als zodanig herkenbare) standpuntbepaling over de problemen. Dit soort opmerkingen kunnen zeer uitvoerig zijn, zoals bij de bespreking van Polygonum aviculare, die met de nodige bedenkingen in twee soorten met elk een aantal ondersoorten wordt verdeeld. Of dat de “beste” oplossing is doet hier niet ter zake. De helderheid in de argumenten van de gemaakte keuze is bijzonder te loven, en maakt het mogelijk om deze te toetsen. Plezierig is ook, dat de commentaren soms heel oorspronkelijk zijn, en heel vrij geformuleerd. Bijna grappig zijn de opmerkingen van Rostanski over de synonimie van Oenothera glazioviana, de waarschijnlijk correcte naam voor “onze” O. erythrosepala; anderzijds wordt juist bij een geslacht als Oenothera duidelijk gemaakt dat er zeer verschillende opvattingen bestaan: 5 soorten en 2 hybriden volgens Dietrich, 46 soorten volgens Rostanski. De Standaardlijstauteurs zijn te prijzen dat ze toch een duidelijke keuze gemaakt hebben, in het onderhavige geval voor de opvattingen van Dietrich (& Raven). Je kunt de Lijst ook anders zien: als een overzicht van de onderwerpen die nog nader onderzoek vergen. Soms zou je vermoeden dat na 250 jaar plantentaxonomisch onderzoek in West- en Midden-Europa de problemen intussen wel opgelost zijn. Er is zeker grote vooruitgang geboekt. Maar dit boek toont zonneklaar aan dat er nog heel veel taxonomische problemen opgelost moeten worden. De meeste daarvan betreffen uiteraard soorten die ook in Nederland voorkomen. De Duitse standaardlijst moet een bron van inspiratie zijn, voor Duitse, maar zeker ook voor Nederlandse flora-onderzoekers. Ik heb veel bewondering voor de aanpak van de auteurs, en in het bijzonder voor hun durf om keuzes te maken; dat is immers een noodzaak om te komen tot een bepaalde standaard. Dit was des te meer belangrijk omdat er binnen Duitsland zelf veel verschillende taxonomische opvattingen bestonden, vooral ook direkt na de Duitse Eenwording.