In 1993 ging het Rode-Lijstprojeet van start. De FLORON-Commissie Rode Lijst/ Monitoring had dit project voorbereid, waarbij als voorbeeld gebruik werd gemaakt van het Rode-Lijstproject in Nedersaksen¹ en een monitoringproject dat in Utrecht was gestart.² In het Rode-Lijstproject draait het om het nauwkeurig vastleggen van groeiplaatsen van soorten die vermeld staan op de Rode Lijst van bedreigde plantesoorten.³ Nauwkeurig betekent in dit verband dat de locatie en de omvang van de populaties precies worden omschreven. In het district Beneden-IJssel is vanaf het begin het project gestimuleerd. Daarnaast is intensief samengewerkt met de provinciale milieu-inventarisatie in Overijssel. In de eerste twee jaar werd door 15 floristen aan het project deelgenomen. Er werden in totaal 180 lijsten van 73 verschillende soorten ingevuld. Voor enkele soorten bestaat nu al een tamelijk volledig overzicht van de populatieomvang, zoals van Asplenium trichomanes (Steenbreekvaren), Allium oleraceum (Moeslook), Briza media (Trilgras), Linum catharticum (Geelhartje) en Polystichum setiferum (Zachte naaldvaren). Andere soorten zijn plaatselijk zo algemeen, zoals Fritillaria meleagris (Kievitsbloem) in de uiterwaarden van het Zwarte Water of Dactylorhiza majalis subsp. praetermissa (Rietorchis) in de moerassen van noordwest Overijssel, dat voor deze soorten de neiging bestaat alleen lijsten in te vullen voor groeiplaatsen die buiten deze kerngebieden liggen.