C.D. Preston, D.A. Pearman & T.D. Dines (eds.), New Atlas of the British & Irish Flora — An Atlas of the Vascular Plants of Britain, Ireland, the Isle of Man and the Channel Islands, Oxford, 2002, 910 pag. + cdrom, £ 99,95 (= ca. € 156), ISBN 0-19-851067-5. — De ‘New Atlas’ is de meer dan volwaardige opvolger van de uit 1962 daterende atlas.¹ Hij behandelt alle soorten uit de ‘New Flora’² in 2400 kaarten die ook op de cdrom zijn weergegeven, terwijl de cdrom nog zo’n 600 extra soorten bevat van geïntroduceerde soorten die in minder dan 50 hokken voorkomen. De 3800 ‘hokken’ in deze atlas zijn 10 x 10 km groot (afgeleid van het topografische raster). De waarnemingen zijn in drie klassen weergegeven: vóór 1970, 1970—86, en 1987—99, in blauw (voor inheemse soorten of oorspronkelijk wilde populaties), of in rood (voor archeofieten, neofieten of niet-natuurlijke uitbreidingen van inheemse soorten). De kaarten zijn overzichtelijk geplaatst, 3 per pagina, en wel zo dat er voldoende ruimte is voor korte maar zeer inhoudrijke teksten. In die teksten worden de volgende elementen behandeld: het habitatype, voortplantingstype, indigeniteit, eventueel gebruik, verandering in voorkomen, en, voor neofieten, het tijdstip van inburgering. De verandering wordt in woorden beschreven, maar wordt steeds voorafgegaan door een trendcijfer (tussen +4,70 en —7,86), de ‘change index’³, waarin alle denkbare artefacten die samenhangen met het verzamelen van veldgegevens en het presenteren in atlas-vorm zijn verwerkt. Ik meen dat deze rekenmethode de beste is waarover we thans beschikken; hij zou ook voor Nederland moeten worden toegepast. In elk geval ben ik bijna geen enkel trendcijfer tegengekomen dat bijzonder afweek van de situatie voor die soort in ons eigen land. Het boek zelf is erg duur (ca. € 156), maar een belangrijke samenvatting (waarin Ierland buiten beschouwing is gelaten) is via het internet te downloaden. 4 5 Hierin wordt op bijzonder heldere wijze en uitstekend geïllustreerd aangegeven hoe het atlasproject werkte, worden statistische gegevens over de flora en de trendberekening per landschapstype verstrekt, en wordt ingegaan op de oorzaken van veranderingen in de flora. Beperken we ons tot het laagland van Engeland, dan zijn de belangrijkste oorzaken van de negatieve trends: het verkeer en de degradatie van het platteland als gevolg van de moderne landbouw. Het is zeer te prijzen dat dit in een officiële regeringspublicatie zo onomwonden wordt gepresenteerd.