In 1950 publiceerde Sissingh een monografie van de akkeronkruidvegetaties in Nederland. Bannink, Leys en Zonneveld maakten in 1966 een eigen typologie die grotendeels vergelijkbaar bleef met de reeds eerder beschreven associaties, subassociaties en varianten. In de tweede helft van de twintigste eeuw traden door een toename van de intensiteit van onkruidbestrijding, zaadschoning, bemesting, gewijzigde vruchtopvolging en andere gewasrassen, grote veranderingen op in de soortensamenstelling van akkeronkruidvegetaties. De grootste veranderingen vonden plaats na 1950.