Sinds de mens zich in het Neolithicum door middel van landbouw en veeteelt losmaakte van de ecosystemen waarvan hij tot dusver deel had uitgemaakt als natuurlijk element van de grote fauna, ging hij een steeds grotere invloed op de natuur uitoefenen. Het natuurlijke landschap van bossen en hoogvenen maakte geleidelijk plaats voor het halfnatuurlijke landschap. Op zijn beurt veranderde het halfnatuurlijke landschap in het moderne cultuurlandschap. Restanten van het vroegere (nagenoeg) natuurlijke landschap en van het halfnatuurlijke landschap werden objecten van het natuurbehoud. Momenteel wordt getracht het bovenvermelde proces van een steeds toenemende menselijke beïnvloeding plaatselijk om te draaien door (voormalige) cultuurgrond in natuur om te vormen. Met natuurontwikkeling wordt vooral dit proces aangeduid¹; voor een meer algemene definitie wordt verwezen naar Tabel 1. Daaruit blijkt dat natuurontwikkeling een geheel of grotendeels natuurlijk verlopend proces is. Natuur kun je immers niet maken; die moet zichzelf ontwikkelen. Maar de mens kan daaraan wel een positieve bijdrage leveren, namelijk via natuurtechnische milieubouw en ontwikkelingsbeheer.