In onze westerse democratieën, en dus ook in ons land, ‘krijgt het volk de regering die het verdient’. We kiezen onze overheid zelf, en hoewel de meningen, idealen en beginselen van de regering en volksvertegenwoordiging geen volstrekte afspiegeling zijn van die van de burgers, is de mate van afwijking gering. De eens in de vier jaar in handen van de overheid gegeven macht wordt vanuit de samenleving voortdurend geconfronteerd met allerlei vormen van ‘countervailing power’: vele maatschappelijke belangengroepen oefenen voortdurend invloed uit op het overheidsbeleid: politieke partijen, vakbeweging, werkgeversorganisaties, milieubeweging, boerenorganisaties, autolobby, consumentenorganisaties, wetenschappers, waterwinbedrijven, projectontwikkelaars, kerken, gemeentebesturen, natuurbeschermers enz. enz. Voeg daar nog bij de opiniërende invloed van krant, radio en televisie en het brede scala aan onderwijs, vormings- en ontwikkelingswerk, en het beeld van een pluriforme samenleving is onontkoombaar. Wij beschouwen deze pluriformiteit, deze vrijheid in en veelheid van waarden- en normenpatronen als een groot goed. Zij is een van de wezenskenmerken van onze westerse cultuur en wij zouden haar niet graag missen. Dat deze vrijheid de oplossing van vele problemen op het gebied van het behoud van natuur en milieu in de weg staat, een oplossing die wellicht door een omvangrijke inperking van die vrijheid zou kunnen worden bevorderd, laat een van de grootste politieke vraagstukken zien waarvoor overheden zich geplaatst zien.