In verschillende oudere publicaties over de flora van Friesland, o.a. in de lijst Brakman, in A.N. Koopmans & D. Koopmans-Forstmann, Over de flora van Appelscha en omgeving (De Lev. Nat., 1924) en in Bijdrage tot de kennis van de Flora van Friesland (N.K.A., 1928) vindt men voor Friesland enkele vindplaatsen opgegeven van Agrimonia eupatoria L. Ook de Prodromus geeft voor Friesland enkele vindplaatsen van A. eupatoria, terwijl A. odorata niet wordt genoemd. Reeds geruime. i tijd heb ik aan de juistheid van deze opgaven getwijfeld. De planten die ik in Friesland verzamelde, bleken namelijk alle te behoren tot A. odorata. Ze zijn afkomstig van de volgende plaatsen: diverse plaatsen langs de Trekweg van Dokkum naar Kollum, vooral ter hoogte van Oudwoude, in beschaduwde bermen (blad 6-35, 36); Twijzel, in beschaduwde berm langs Wildpad (blad 6-44); Kootstertille, id. (blad 6-45); Oostermeer, Boereboskje (blad 6-55); tussen Oosterwolde en Donkerbroek, berm langs de Compagnonsvaart (blad 11-47). Op mijn verzoek werd het Friese materiaal in het Rijksherharium (in de Prodromus vermeld als A. eupatoria) doorgekeken door dr. S.J. van Ooststroom en Th. J. Reichgelt. Dit bleek, met één uitzondering, alles A. odorata te zijn. Het is van de plaatsen Oudwoude, Trekweg (1841 ), Kollum (1873), Drogeham (1926), Compagncnsvaart Oosterwolde-Donkerbroek (1923). Er bleek slechts één ex van A. eupatoria aanwezig te zijn n.l. van Sandhuizen, gem. Weststellingwerf (zonder jaartal).