In het Jaarboek van de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland van 1923-1928, p. 133-142, vermeldt Prof. Stomps een aantal soorten van wieren, die gedurende 40 tochten zijn verzameld. Op een excursie, die op 4 juni jl. door Mevr. A.J. Gorter – Ter Pelkwijk en mij werd gemaakt, werd geen van deze soorten aangetroffen, tenzij zij nog te vinden zijn onder de tot nu toe niet gedetermineerde Cladophora-, Oedogonium- en Spirogyra-soorten. Op deze excursie werden gevonden: CYMOPHYCEAE: Nostoc sphaericum Vauch. ex Born, & Flah. – Veertig Morgen, drijvend. Lyngbya kützingii Schmidle – Veertig Morgen, op tussen Ranunculus (Batrachium) drijvende Cladophora. CHLOROPHYCEAE: Chaetophora elegans (Roth) Ag. – Veertig Morgen, op Bladsteel van Nuphar luteum. Oedogonium grande Kütz, – Veertig Morgen, drijvend tussen Ranunculus (Batrachium), met epiphytische Lyngbya kützingii. Aegagropila frölichiana Kütz, (syn.: Aegagropila holsatica Kütz.) – Mennegat, hij de oever, drijvend en op de bodem liggend in een laag, ongeveer 1m diep, op een zeer winderige plaats, expositie zuid. CHARACEAE: Chara aspera Willd. – bij „De Elshof”, op de bodem een zeer dichte vegetatie vormend, 3/4 m en dieper onder water. Deze soort was reeds uit het Naardermeer bekend (zie H.D. Verdam, The Netherlands’ Charophyta, in Blumea 3, 1938, p. 28). P. Leentvaar (D.L.N. 61 , 1958, p. 151-154) nam in april 1958 een aantal monsters uit het Naardermeer. In de op 4 Juni door mij genomen planktonmonsters werden soorten gevonden, die alle ook door Leentvaar vermeld worden, en bovendien Anabaena flos-aquae. Uit het op 4 Juni verzamelde plankton werden gedetermineerd CYAIJOPHYCEAE: Anacystis cyanea (Kütz.) Drouet & Daily (=Microcystis aeruginosa Kütz.); CHLOROPHYCEAE: Pediastrum duplex Meyen, Scenedesmus quadricauda (Turp.) Bréb., Mougeotia (steriel); DIATOMEAE; verder Rotatoria en Crustaceae – Wijde Blik. CHLOROPHYCEAE: Eudorina elegans Ehrenberg, Pediastrum boryanum (Turp.) Menegh. – zijtocht van Veertig Morgen. CYANOPHYCEAE: Anabaena flos-aquae Bréb. ex Born. & Flah.; CHLOROPHYCEAE: Eudorina elegans, Pediastrum boryanum, Scenedesmus quadricauda, Mougeotia (steriel), Spirogyra (steriel)? CHRYSOPHYCEAE: Tribonema; DIATOMEAE; verder Rotatoria en Crustaceae – parallel-sloot van Hoogtocht (niet schoon gemaakt). Het zoutgehalte van het water van het Naardermeer is sinds de afsluiting van de Zuiderzee in 1932 gedaald. Het water, dat, zoals Leentvaar vermeldt, in 1942 nog brak was, is nu volgens hem zeer waarschijnlijk zoet. Prof. Stomps was van mening, dat het zoutgehalte van het Waardermeer toentertijd het voorkomen van Cyanophyceae in de weg stond: “blauwwieren komen anderzijds in zout water niet voor”. Indien dit zo was, hoe zouden dan P. Frémy zijn 235 pagina’s dikke boek “Les Cyanophycées des côtes d’Europe” (over op door zeewater overspoelde plaatsen en op zeewieren groeiende blauwwieren) en A. Lindstedt zijn 122 pagina’s tellende werk “Die Flora der marinen Cyanophyceen der Schwedischen Westküste” hebben kunnen schrijven?