Door F. Drouet (Nat. Hist. Mus., Chicago) en mij werd thans een door J. Poolman op 27 aug. 1944 te Noorbeek (Zuid-Limburg) gevonden groenwier herkend als Chlorotylium cataractarum Kütz. Volgens W. Heering (in Pascher, Süsswasserfl. H.6, 1914), H. Printz (in Engl. -Prantl, Nat. Pfl. Fam. ed.2, Bd-3, 1927) en G.M. Smith (Freshw. Alg. U.S., Behoort deze soort tot de Chaetophoraceae, volgens F.E. Fritsch (Struct. and Reprod. I, 1935) tot de Trentepohliaceae. Zij groeit op hout en stenen in snel stromend water, zodat de soortnaam goed gekozen is. Uit Nederland was deze soort nog niet eerder Bekend, In Noorbeek groeide het wier in een drinkbak voor dieren, waar het water in stroomde uit een beek.