Lolium perenne L. staat in de flora’s opgegeven als zodevormend. In het algemeen is dit stellig juist. Wat echter aan floristen minder bekend zal zijn, naar aan grasland-specialisten eerder, is dat er rassen van L. perenne bestaan die korte, ondergrondse uitlopers vormen. Schrijver dezes was er tenminste nogal verwonderd over van Engels Raaigras, groeiende op de kade van het Noorderhoofd in het westelijk havengedeelte van Amsterdam de “grasbosjes” aan korte uitlopers ontsproten te zien. De vindplaats net resten van veekoeken maakte het waarschijnlijk, dat hier agrarische producten verladen werden en dat de L. perenne-planten van aangevoerd “graszaad” afkomstig zijn. Landtouwliteratuur verschafte spoedig de gewenste inlichtingen. In “Ons Grasland” door W.P. Cnossen (Uitgave P. Noordhoff, 1947) staan op p. 32 uitstekende foto’s van uitlopersvormend Engels Raaigras. Genoemd geschrift bevat op p. 7 een overzicht van verschillende grassen, die boven- en ondergrondse uitlopers kunnen vormen, waarin deze soort ook is opgenonen. Asmus Petersen, “Die Graser” (Akademie-Verlag, Berlin, 1953) geeft op p. 140 de uitspraak van de graslandexpert C.A. Weber, dat het uitlopersvormende Engels Raaigras voor weidegrasland hij uitstek geschikt is en de teelt ervan aanbeveling verdient. Hoewel niet floristisch, is het misschien aardig er gewag van te maken, dat Cnossen nog wel een bezwaar vermeldt tegen het uitlopersvormende Eng. Raaigras nl., dat de in de nazomer aan uitlopers ontstane spruiten slecht bewortelen en door het vee gemakkelijk worden losgetrokken (plukken); overal over het land liggen dan de grasrestjes verspreid. Er zijn zeker nog wel meer vermeldingen aangaande deze uitlopersvormende rassen van Engels Raaigras te vindon. Voorstaande opgaaf is maar een greep.