Mijn eerste aantekeningen over Solanum triflorum, die hier plaatselijk veelvuldig groeide, dateren van september 1952. Na 1955 was ik hier echter niet meer geweest en toen ik op 26 juli 1959 met A. Dijkshoorn opnieuw genoemde duinen onderzocht, was ik zeer benieuwd naar het voorkomen van deze soort. Op de ons vroeger bekende groeiplaats bleek Solanum triflorum geheel verdwenen te zijn en plaats gemaakt te hebben voor een ruige vegetatie van Calamagrostis epigeios en Hippophae rhamnoides. Op kleine afstand hier vandaan nu is kort geleden een stuk duin gedeeltelijk afgegraven en grote aantallen grote sterns, visdiefjes en meeuwen gebruiken deze zandvlakte als rustplaats. Het droge zand met veel schelpen is gedeeltelijk overdekt met een dun kleilaagje, He klei werd vroeger gebruikt om de dijken bij de monding van het Noordzeekanaal te verstevigen en is waarschijnlijk door verstuiven op deze plaats terecht gekomen, Deze zandvlakte van ongeveer 20 x 50 m bleek vrijwel uitsluitend begroeid te zijn met Solanum triflorum. Stuivend zand hoopte zich op tussen de Solanumpolletjes, die rijkelijk van vogelfaeces voorzien waren.