Eén van de grote giften van A. A. Pulle, Lanjouw’s voorganger als Hoogleraar in de Bijzondere Plantkunde en de Plantengeographie te Utrecht, was zijn goede keus van medewerkers. Hij kon die keus maken dank zij een andere gift, die van leermeester. Pulle’s stimulerende activiteit als hoogleraar luidde de wedergeboorte in van de Nederlandse plantensystematiek door een stroom van leerlingen waarvan er velen ook nu nog een belangrijke rol spelen in de botanische wereld. Vele van Pulle’s leerlingen uit de eerste tijd moesten Utrecht verlaten omdat er in de twintiger jaren nu eenmaal nog geen sprake was van een redelijk gesalariëerde wetenschappelijke staf. Eén leerling echter werd zo gefascineerd door de vele mogelijkheden die het Utrechtse instituut bood, dat hij bleef, niettegenstaande de soms zeer ongunstige economische en organisatorische omstandigheden. Deze leerling, Lanjouw, toonde reeds toen de taaie volhardendheid die zijn medewerkers en leerlingen in later jaren zo goed leerden kennen en waarderen. Reeds van de eerste jaren van zijn assistentschap aan stonden Lanjouw de idealen voor ogen die hij in de loop van zijn lange loopbaan van assistent tot directeur voor het grootste gedeelte zou weten te realiseren. Deze loopbaan begon toen hij op 1 januari 1926 benoemd werd tot assistent bij de Bijzondere Plantkunde. In het jaar waarin we het feit herdenken dat het veertig jaar geleden is dat Lanjouw verbonden werd aan het Botanisch Museum valt ook de honderdenvijftigste verjaardag van het herbarium. Plantensystematiek is te Utrecht in meerdere of mindere mate beoefend van de stichting van de Universiteit af. Op 30 oktober 1816 echter werd het eerste herbarium voor de Universiteit verworven. In 1966 herdenken we dus eigenlijk twee jubilea. De periode van werkelijk actief systematisch onderzoek is echter veel korter geweest: de korte jaren van Miquel’s werkzaamheid (1859-1871) en de periode die in 1906 begon met de aanstelling van Pulle tot Lector in de plantensystematiek. Pulle gaf, voor het eerst na Miquel, en mede dank zij de stimulerende invloed van Went, een nieuwe stoot aan het plantensystematisch onderzoek in Nederland en wel vooral aan het onderzoek van de tropische flora’s. Een reeks van leerlingen wijdde zich onder zijn leiding aan de studie van de flora’s van Suriname en Nederlands Indië. Het is voldoende hierbij de namen van van Sloten, Lam, van Steenis, en Uittien te noemen om deze ontwikkeling te illustreren. Lanjouw koos voor zijn proefschrift de Surinaamse Euphorbiaceae en het was uit dit werk dat de „Flora of Suriname” voortkwam. Zonder ook maar iets tekort te doen aan de rol van Pulle kan gezegd worden dat van het begin van zijn loopbaan af Lanjouw actief heeft medegewerkt aan de opbouw van het Botanisch Museum en dat hij bij de ontwikkeling van de zo belangrijke „Flora of Suriname” een doorslaggevende rol heeft gespeeld. Zijn dissertatie „The Euphorbiaceae of Suriname” vormde, ten dele, tegelijk de eerste aflevering van de Flora.