De bioloog, en dan heb ik vooral op het oog de botanicus, heeft tegenwoordig alle reden om de verantwoordelijkheid voor zijn werk en voor de toekomst van onze samenleving zwaar op zich te voelen drukken. Vrijwel dagelijks stormen een aantal vragen op ons af, die wij niet ontgaan kunnen. Vragen van zo grote betekenis, dat het niet beantwoorden tegelijk tot een aanklacht moet leiden. Zullen de mensen elkaar met biologische middelen vernietigen? Zal er genoeg voedsel zijn voor de groeiende bevolking? Zullen we straks nog natuur bezitten? Zal er nog een leefbaar milieu zijn voor plant, dier en mens? Benard voelen wij dat de ogen van de maatschappij zich op ons richten. Het is ons duidelijk, dat de maatschappij een uitkomst biedend antwoord van ons verwacht. De positie van de bioloog zou in dezen echter wel te dragen zijn, indien diezelfde maatschappij bereid zou zijn onze voorstellen onbeperkt te honoreren. Dan zou de verantwoordelijkheid wei zwaar blijven drukken, maar dan zou de uitdaging tot ons gericht met graagte aanvaard worden. Helaas, zo ligt het niet. Met beperkte middelen, beperkte bevoegdheid en een zoveelste plaats op de urgentielijst zullen we ons tevreden moeten stellen. Moedeloosheid zal zich vaak aan ons opdringen. Maar het is vandaag een feestdag, dus ik wil mijn optimisme de overhand laten krijgen. Schoner taak is er nog nooit voor biologen weggelegd geweest.